Beroepsleven landprofiel voor Bulgarije
Dit profiel beschrijft de belangrijkste kenmerken van het beroepsleven in Bulgarije. Het is bedoeld om de relevante achtergrondinformatie te verstrekken over de structuren, instellingen, actoren en relevante regelgeving met betrekking tot het beroepsleven.
Dit omvat indicatoren, gegevens en regelgevingssystemen met betrekking tot de volgende aspecten: actoren en instellingen, collectieve en individuele arbeidsverhoudingen, gezondheid en welzijn, beloning, arbeidstijden, vaardigheden en opleiding, en gelijkheid en non-discriminatie op het werk. De profielen worden systematisch om de twee jaar bijgewerkt.
"Individuele arbeidsverhoudingen" verwijst naar de relatie tussen de individuele werknemer en zijn werkgever. Deze relatie wordt gevormd door wettelijke regelgeving en door de uitkomsten van onderhandelingen van de sociale partners over de arbeidsvoorwaarden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het begin en de beëindiging van de arbeidsrelatie en de rechten en verplichtingen in Bulgarije.
Vereisten met betrekking tot een arbeidsovereenkomst
Het begin van de arbeidsrelatie moet worden gemarkeerd door de ondertekening van een schriftelijke arbeidsovereenkomst (arbeidswetboek, artikel 61).
De minimumleeftijd om te werken is 18 jaar. Voor personen van 16 of 17 jaar moet een arbeidsovereenkomst worden goedgekeurd door de Algemene Arbeidsinspectie. Een tewerkstellingsvergunning voor een minderjarige (jonger dan 18 jaar) moet worden aangevraagd bij de Algemene Arbeidsinspectie. De vormvereisten (documenten en certificaten) voor het aangaan van een arbeidsrelatie zijn opgesomd in Verordening nr. 4 (SG nr. 44 van 25 mei 1993, gewijzigd en aangevuld SG 99 van 12 december 2017) en hebben betrekking op de documenten die nodig zijn om een arbeidsovereenkomst te sluiten.
De arbeidsovereenkomst moet voor aanvang van het dienstverband zijn afgegeven. Binnen drie dagen na het sluiten of wijzigen van de arbeidsovereenkomst en binnen zeven dagen na de beëindiging ervan is de werkgever of gemachtigde persoon verplicht de bevoegde territoriale directie van de nationale belastingdienst hiervan op de hoogte te stellen. Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst informeert de werkgever de werknemer over de specifieke verplichtingen die voortvloeien uit zijn werkplek of verrichte werkzaamheden.
In juli 2015 zijn in de arbeidswet kortlopende arbeidsovereenkomsten voor kortlopende seizoensarbeid in de landbouw opgenomen (artikel 114a, lid 1), met name voor seizoensgebonden landbouwarbeid op dagelijkse basis, zoals overeengekomen tussen de werknemer en de geregistreerde landbouwer, voor werk dat niet als werkervaring kan worden aangemerkt.
Ontslag- en beëindigingsprocedures
Het Arbeidswetboek voorziet in de mogelijkheid van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zonder opzegtermijn en zonder vergoeding (Arbeidswetboek, artikel 325:1, punt 1), beëindiging op initiatief van de werknemer met inachtneming van een opzeggingstermijn (artikel 326:2, punt 1), beëindiging op initiatief van de werkgever tijdens de proeftijd (artikel 71:1), beëindiging op initiatief van de werkgever met overeengekomen vergoeding (artikel 331) en ontslagvermindering. De redenen voor beëindiging van de arbeidsrelatie kunnen het verstrijken van de overeengekomen periode zijn of de voltooiing van de in de overeenkomst gespecificeerde werkzaamheden (Arbeidswetboek, artikel 325:4). Een arbeidsovereenkomst kan ook worden beëindigd als een baan moet worden overgeplaatst naar iemand die het recht heeft om deze aan te nemen, zoals iemand die terugkeert van ouderschapsverlof, of als een werknemer niet in staat is om toegewezen werk uit te voeren vanwege ziekte met blijvende invaliditeit tot gevolg, of vanwege medische contra-indicaties op basis van de conclusie van een medische commissie van deskundigen. Beëindiging is echter niet toegestaan op basis van dit laatste criterium als de werkgever ander werk heeft dat past bij de gezondheid van de werknemer en de werknemer bereid is dit aan te nemen.
Sommige categorieën werknemers zijn beschermd tegen ontslag (arbeidswetboek, artikel 333), zoals moeders van kinderen jonger dan drie jaar, overgeplaatste werknemers, werknemers die lijden aan een door de minister van Volksgezondheid gespecificeerde ziekte, werknemers die zijn begonnen met een toegestane verlofperiode, werknemers die verkozen zijn tot werknemersvertegenwoordigers, werknemers die zijn gekozen om werknemers te vertegenwoordigen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, en werknemers die lid zijn van de bijzondere onderhandelingsgroep van een Europese ondernemingsraad of een vertegenwoordigend orgaan in de Europese commerciële of coöperatieve sector bij de uitoefening van haar taken.
Zwangerschaps-, bevallings- en vaderschapsverlof
De berekening van de vergoeding voor zwangerschapsverlof is op 1 januari 2015 gewijzigd met de invoering van de wet op de begroting van de sociale zekerheid van de staat voor 2015. De vergoeding voor zwangerschapsverlof wordt berekend op basis van 90% van het gemiddelde inkomen over de 24 kalendermaanden voor aanvang van het zwangerschapsverlof (18 maanden voorafgaand aan 1 januari 2015). Mensen die in aanmerking komen voor deze bijdragen moeten een totale verzekeringsgeschiedenis van 12 maanden hebben voor dit socialezekerheidsrisico.
Het Nationaal Instituut voor Sociale Zekerheid (NSSI) publiceert kwartaal- en jaargegevens over uitkeringen op korte termijn, waaronder zwangerschaps- en vaderschaps-/ouderschapsverlof. Sinds 2008 worden gegevens verzameld over verlof voor vaders. De opname wordt alleen gepubliceerd als een verhouding tussen het aantal uitkeringen (per persoon per maand) voor mannen en vrouwen. De meest recente gegevens (2019) laten een daling van de vaderschapsuitkeringen zien na een lichte stijging in 2015 en 2016. Dit kan zijn omdat zowel de zwangerschaps- als de vaderschapsverlofuitkeringen voor het opvoeden van een kind 380 BGN per maand bedragen, en mannen hebben over het algemeen nog steeds een hoger loon dan vrouwen, wat het logischer maakt voor de vrouw om het kind op te voeden.
Aantal kinderopvangtoeslagen naar geslacht, 2012–2021
| 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
Number of childcare benefits* | 91,678 | 86,463 | 85,420 | 88,212 | 90,773 | 92,048 | 92,976 | 92,569 | 87,833 | 86,083 |
Women | 90,547 | 85,370 | 84,246 | 87,011 | 89,623 | 90,933 | 92,037 | 91,750 | 87,098 | 85,356 |
Men | 1,131 | 1,093 | 1,174 | 1,201 | 1,150 | 1,115 | 939 | 819 | 735 | 727 |
Women (% of total) | 98.8 | 98.6 | 98.6 | 98.6 | 98.7 | 98.8 | 99.0 | 99.1 | 99.2 | 99.2 |
Men (% of total) | 1.2 | 1.4 | 1.4 | 1.4 | 1.3 | 1.2 | 1.0 | 0.9 | 0.8 | 0.8 |
Opmerking: * De gegevens hebben betrekking op het aantal personen met een betaalde uitkering van het Rijksinstituut voor de Sociale Zekerheid voor de opvoeding van een kind tot twee jaar.
Bron: NSSI, 2021a.
Wettelijke verlofregelingen
Maternity leave | |
Maximum duration | 410 calendar days, of which 45 days should be taken before the child’s birth. The father, instead of the mother, could use the remainder of the 410 days parental leave with the consent of the mother after the child is over six months of age |
Reimbursement | 90% of the average gross salary or the average daily insurance contribution on which contributions are paid or payable to insurance; or, for self-employed people, fully paid insurance contributions for a period of 24 calendar months (as of 2015) |
Who pays? | Social security contributions are paid by the employer and the insured person to the General Illness and Maternity Fund (ratio of 60/40). Maternity leave compensation is paid by the fund |
Legal basis | Labour Code, Social Security Code |
Parental leave | |
Maximum duration | Leave for children up to two years old (two years and six months for every additional child). It can be transferred to the father, grandmother or grandfather |
Reimbursement | The cash benefit for raising a child up to two years is fixed annually in the state budget. For 2022, it was fixed at BGN 650 (January–March 2022; €332), then increased to BGN 710 (April–December 2022; €363) |
Who pays? | Social Security Fund |
Legal basis | Labour Code, Social Security Code |
Paternity leave | |
Maximum duration | (1) Where the mother and the father are married or living in the same household, the father of a newborn child acquires the right to use 15 calendar days of leave immediately after the birth of the baby and leaving the hospital (2) The father can use the rest of the 410 days of parental leave with the consent of the mother after the child is over six months |
Reimbursement | (1) 90% of the average gross wage or average daily contributory income for up to 15 calendar days if there are 12 months of social security contributions (2) 90% of the average gross salary |
Who pays? | Social Security Fund |
Legal basis | Labour Code, Social Security Code |
Ziekteverlof
Volgens de artikelen 40:5 en 41 van het Wetboek van Sociale Zekerheid is het algemene principe voor mensen die verzekerd zijn voor algemene ziekte en moederschap dat de dagelijkse uitkering voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid door ziekte wordt berekend op 80% van het gemiddelde brutoloon. Voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval of beroepsziekte wordt het berekend op 90% van het gemiddelde brutoloon of het gemiddelde dagelijkse verzekeringsinkomen waarover socialezekerheidsbijdragen zijn betaald of verschuldigd zijn.
Voor de eerste drie dagen van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid betaalt de verzekeraar (werkgever) de verzekerde 70% van het gemiddelde brutodagloon voor de maand waarin tijdelijke arbeidsongeschiktheid is ingetreden, maar niet minder dan 70% van het overeengekomen gemiddelde dagloon.
Wanneer algemene ziekte, beroepsziekte of een arbeidsongeval zich voordoet 30 kalenderdagen na de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, of socialezekerheidsbijdragen, kan een vergoeding worden betaald voor tijdelijke invaliditeit, maar niet langer dan 30 kalenderdagen (Wetboek van sociale zekerheid, artikel 42, § 3).
Pensioenleeftijd
De voorwaarden voor pensionering op basis van socialezekerheidsbijdragen en leeftijd zijn geregeld in het wetboek van sociale zekerheid (artikel 68, leden 1 en 2, dat sinds 2000 van kracht is). De pensioenleeftijd is 60 jaar en 10 maanden voor vrouwen en 63 jaar en 10 maanden voor mannen, met een pensioengevende diensttijd van 35 jaar en 2 maanden voor vrouwen en 38 jaar en 2 maanden voor mannen.
Vanaf 31 december 2016 wordt de pensioenleeftijd vanaf de eerste dag van elk kalenderjaar als volgt verhoogd.
Tot en met 31 december 2029 wordt de pensioenleeftijd van vrouwen elk kalenderjaar met twee maanden verhoogd; vanaf 1 januari 2030 wordt het tot de leeftijd van 65 jaar met drie maanden per kalenderjaar verhoogd.
Tot en met 31 december 2017 wordt de pensioenleeftijd van mannen elk kalenderjaar met twee maanden verhoogd; vanaf 1 januari 2018 wordt het tot de leeftijd van 65 jaar met één maand per kalenderjaar verhoogd.
Vanaf 31 december 2016 wordt de pensioengerechtigde anciënniteit op grond van artikel 68 van het wetboek van sociale zekerheid (hierboven bepaald) vanaf de eerste dag van elk kalenderjaar met twee maanden verhoogd, tot een pensioengevende anciënniteit van 37 jaar voor vrouwen en 40 jaar voor mannen. Na 31 december 2037 wordt de pensioenleeftijd gekoppeld aan de stijging van de gemiddelde levensverwachting.
Voor personen die geen recht hadden op een pensioen op grond van bovenstaande bepalingen, hadden zij vóór 31 december 2016 recht op een pensioen op de leeftijd van 65 jaar en 10 maanden, voor vrouwen en mannen, indien zij ten minste 15 jaar effectieve pensioengerechtigde diensttijd hadden. Vanaf 31 december 2016 wordt de leeftijd vanaf de eerste dag van elk kalenderjaar met twee maanden verhoogd tot de leeftijd van 67 jaar. In 2021 steeg het gewicht van een jaar premieplichtige dienst in de pensioenformule van 1,169% naar 1,35%. Sinds 1 juli 2019 wordt dit percentage (voor elk dienstjaar) toegepast bij de berekening van het bedrag van het pensioen voor anciënniteit en leeftijd en andere arbeidspensioenen toegekend met een ingangsdatum na 31 december 2018 (Wetboek van Sociale Zekerheid, artikel 70).