Beroepsleven landprofiel voor Ierland
Dit profiel beschrijft de belangrijkste kenmerken van het beroepsleven in Ierland. Het is bedoeld om de relevante achtergrondinformatie te verstrekken over de structuren, instellingen, actoren en relevante regelgeving met betrekking tot het beroepsleven.
Dit omvat indicatoren, gegevens en regelgevingssystemen met betrekking tot de volgende aspecten: actoren en instellingen, collectieve en individuele arbeidsverhoudingen, gezondheid en welzijn, beloning, arbeidstijden, vaardigheden en opleiding, en gelijkheid en non-discriminatie op het werk. De profielen worden systematisch om de twee jaar bijgewerkt.
"Individuele arbeidsverhoudingen" verwijst naar de relatie tussen de individuele werknemer en zijn werkgever. Deze relatie wordt gevormd door wettelijke regelgeving en door de uitkomsten van onderhandelingen van de sociale partners over de arbeidsvoorwaarden. In dit deel wordt ingegaan op het begin en de beëindiging van de arbeidsrelatie en de rechten en verplichtingen in Ierland.
Vereisten met betrekking tot een arbeidsovereenkomst
De Arbeidsovereenkomsten (Informatie) Wetten 1994-2012 verplichten werkgevers om binnen twee maanden na het begin van de arbeidsrelatie schriftelijke voorwaarden voor een werknemer te verstrekken. Er is geen wettelijke verplichting om een schriftelijke arbeidsovereenkomst te verstrekken.
De Employment (Miscellaneous Provisions) Act 2018 bepaalt dat de belangrijkste arbeidsvoorwaarden binnen vijf dagen na aanvang van het werk aan werknemers moeten worden verstrekt, inclusief de naam en het adres van hun werkgever, hun loon en hun werktijden. Als een werkgever nalaat om binnen een maand na aanvang van het dienstverband schriftelijk aan een werknemer mee te delen welke kernarbeidsvoorwaarden zijn overeengekomen, kan een werkgever bij een summiere veroordeling (in de rechtbank) worden veroordeeld tot een boete van maximaal € 5.000 of maximaal 12 maanden gevangenisstraf.
Ontslag- en beëindigingsprocedures
De Wet op de minimale opzegtermijn en arbeidsvoorwaarden, 1973, voorziet in een minimumperiode van beëindiging van het dienstverband voor werknemers, afhankelijk van hun anciënniteit.
De Wet op de ontslagvergoeding 1967-2012 voorziet in wettelijke verplichtingen met betrekking tot ontslagscenario's, zoals een minimale ontslagvergoeding van twee weken loon per dienstjaar, plus één weekloon. Wettelijk ontslag geldt voor werknemers met twee jaar dienstverband bij de werkgever die ouder zijn dan 16 jaar.
De wetten op de bescherming van de werkgelegenheid 1977-2007 verplichten werkgevers om een raadplegingsperiode van 30 dagen in te voeren met betrekking tot ontslagen.
De Employees (Provision of Information and Consultation) Act 2006 verplicht werkgevers om met werknemers te overleggen over substantiële veranderingen op de werkplek (in bedrijven met 50 werknemers of meer).
De Unfair Dismissals Act 1977 is de belangrijkste beschermende wetgeving voor werknemers tegen onrechtmatig ontslag.
Zwangerschaps-, bevallings- en vaderschapsverlof
De wetten op het ouderschapsverlof 1998-2019 voorzien in een periode van onbetaald ouderschapsverlof voor ouders; ze omvatten een beperkt recht op betaald verlof in geval van ernstige familiale ziekte (overmacht).
De Wet ouderschapsverlof en -uitkering 2019 voorziet in zeven weken betaald ouderschapsverlof binnen twee jaar na de geboorte of adoptie van een kind. De verlof- en uitkeringsbedragen worden tegen 2024 verhoogd tot negen weken, volgens de vereisten van de richtlijn betreffende de balans tussen werk en privéleven.
Zwangerschapsverlof omvat 26 weken betaald verlof, met nog eens 16 weken onbetaald verlof (dat wil zeggen dat een moeder ten minste 10 maanden vrij kan nemen van haar werk na de geboorte van haar kind). Vaderschapsverlof omvat twee weken betaald verlof voor vaders. Ouderschapsverlof omvat zeven weken niet-overdraagbaar betaald verlof dat door moeders en vaders kan worden opgenomen binnen twee jaar na de geboorte/adoptie van het kind. Het ouderschapsverlof wordt in 2024 verlengd naar negen weken. Ouderschapsverlof is onbetaald verlof dat binnen de eerste 12 jaar van het leven van een kind kan worden opgenomen.
Wettelijke verlofregelingen
| Maternity leave | |
| Maximum duration | Total of 42 weeks. Two weeks of leave have to be taken before the end of the week of the baby’s expected birth and four of the weeks have to be taken after the birth. |
| Reimbursement | 26 weeks’ paid leave, plus a further 16 weeks’ unpaid (if certain social insurance contribution conditions are met). |
| Who pays? | Maternity benefit is paid by the state if the worker has made sufficient social insurance contributions. Employers are not obliged to pay employees who are on maternity leave but some may do so. |
| Legal basis | 1994–2004 Maternity Protection Acts. |
| Parental leave | |
| Maximum duration | 26 weeks’ unpaid leave. Both parents have an equal and separate entitlement to 26 weeks’ unpaid parental leave per child (for a child up to the age of 12). |
| Reimbursement | Unpaid. |
| Who pays? | Unpaid. |
| Legal basis | 1998–2006 Parental Leave Acts. |
| Paternity leave | |
| Maximum duration | 7 weeks. |
| Reimbursement | A worker may qualify for paternity benefit from the Department of Social Protection if they have made sufficient pay-related social insurance contributions. |
| Who pays? | The state pays paternity benefit if the worker has made sufficient social insurance contributions. Employers are not obliged to pay employees who are on paternity leave but some may do so. |
| Legal basis | Paternity Leave and Benefit Act 2019 (as amended). |
Ziekteverlof
Wettelijk ziekteverlof en loon zijn in 2022 ingevoerd en op 1 januari 2023 ingevoerd. De duur en hoogte van het ziekengeld worden bepaald door een regeling. In 2023 werd het vastgesteld op 3 dagen per jaar, op 70% van het normale loon (met een maximum van € 110 per dag). In 2024 is het gestegen naar 5 dagen per jaar. In 2025 is dat 7 dagen per jaar en in 2026 wordt dat 10 dagen per jaar.
Werknemers in de publieke sector hebben toegang tot de ziektegeldregeling van de staat, uiteengezet in de Public Service Management (Sick Leave) Regulations 2014. Deze regeling voorziet in ziekteverlof met volledig loon gedurende drie maanden, gevolgd door verlof met half loon gedurende nog eens drie maanden over een voortschrijdende periode van vier jaar. Binnen de regelgeving is voorzien in een protocol voor kritieke ziekten om mensen die lijden aan ernstige ziekte/letsel (volgens bepaalde criteria) in staat te stellen zes maanden volledig loon en zes maanden half loon te ontvangen.
Pensioenleeftijd
Er is geen algemene automatische pensioenleeftijd in Ierland. De AOW-leeftijd wordt nu uitbetaald op 66-jarige leeftijd, en het was de bedoeling dat deze zou stijgen tot 67 jaar in 2021 en tot 68 jaar in 2028 voor zowel vrouwen als mannen. De stijging tot 67 is echter opgeschort te midden van sterke politieke terugslag. Een nieuwe Pensioencommissie onderzocht een verscheidenheid aan kwesties rond staatspensioenen en adviseerde een traject om de AOW-leeftijd in de loop van de tijd te verhogen. Dit traject is nog niet vastgesteld door de overheid. Sommige beroepen hebben een pensioengerechtigde leeftijd vastgesteld, zoals de Garda Síochána (60 jaar) en brandweerlieden. De wettelijke minimumpensioenleeftijd in de publieke sector (voor degenen die sinds 2004 zijn toegetreden) is 65 jaar (behalve voor de Garda Síochána en brandweerlieden). Rechters moeten op 70- of 72-jarige leeftijd met pensioen gaan, afhankelijk van hoe lang ze hebben gediend.
De Public Service Superannuation (Age of Retirement) Act 2018 werd in december 2018 van kracht. De wet voorziet in een verhoging van de verplichte pensioenleeftijd van de meeste ambtenaren die vóór 1 april 2004 zijn aangeworven, van 65 naar 70 jaar. Volgens de wet heeft elke ambtenaar die de verplichte pensioenleeftijd niet vóór 26 december 2018 had bereikt, een nieuwe verplichte pensioenleeftijd van 70 jaar.
De meeste ambtenaren die vóór 1 april 2004 waren aangeworven, hadden voorheen een verplichte pensioenleeftijd van 65 jaar. Ambtenaren die tussen 1 april 2004 en 31 december 2012 zijn aangeworven (hierna: "nieuwkomers") hebben geen verplichte pensioenleeftijd en vallen niet onder deze wetgeving. Ambtenaren die op of na 1 januari 2013 werden aangeworven, zijn aangesloten bij de Single Pension Scheme en hadden reeds een verplichte pensioenleeftijd van 70 jaar. Met de inwerkingtreding van de Public Service Superannuation (Age of Retirement) Act 2018 heeft geen enkele ambtenaar, anders dan een lid van de geüniformeerde groep voor snelle opbouw, een verplichte pensioenleeftijd van minder dan 70 jaar.
De volgende groepen vallen niet onder de regeling:
Geüniformeerde groep voor snelle pensioenopbouw: Er zijn bepaalde groepen werknemers in de publieke sector die om operationele redenen vervroegd met pensioen moeten gaan. Deze groep bestaat uit leden van de Garda Síochána, leden van de Permanente Defensiemacht, brandweerlieden en gevangenisbewaarders.
Groepen die, volgens de conventie, geen verplichte pensioenleeftijd hebben: de president van Ierland, leden van de Houses of the Oireachtas of het Europees Parlement, houders van kwalificerende ambten zoals gedefinieerd in de Public Service Superannuation (Miscellaneous Provisions) Act 2004 (bijvoorbeeld leden van de regering, ministers van staat, de Ceann Comhairle, de procureur-generaal).
Leden van de rechterlijke macht en anderen wier verplichte pensioenleeftijd onder de verantwoordelijkheid valt van de minister voor Justitie en Gelijkheid op grond van de wetgeving inzake rechtbanken en gerechtsambtenaren: dit omvat rechters, de Master of the High Court en de griffiers van de county
Ambtenaren die met pensioen zijn gegaan en op contractbasis opnieuw zijn aangenomen: Hun contractvoorwaarden voor bepaalde tijd blijven van toepassing.