Beroepsleven landprofiel voor Luxemburg
Dit profiel beschrijft de belangrijkste kenmerken van het beroepsleven in Luxemburg. Het is bedoeld om de relevante achtergrondinformatie te verstrekken over de structuren, instellingen, actoren en relevante regelgeving met betrekking tot het beroepsleven.
Dit omvat indicatoren, gegevens en regelgevingssystemen met betrekking tot de volgende aspecten: actoren en instellingen, collectieve en individuele arbeidsverhoudingen, gezondheid en welzijn, beloning, arbeidstijden, vaardigheden en opleiding, en gelijkheid en non-discriminatie op het werk. De profielen worden systematisch om de twee jaar bijgewerkt.
Vakbonden, werkgeversorganisaties en overheidsinstellingen spelen een sleutelrol bij het beheer van de arbeidsverhoudingen, de arbeidsomstandigheden en de structuren van de arbeidsverhoudingen. Het zijn met elkaar verbonden onderdelen in een meerlagig bestuurssysteem dat Europees, nationaal, sectoraal, regionaal (provinciaal of lokaal) en bedrijfsniveau omvat. In dit deel wordt ingegaan op de belangrijkste actoren en instellingen en hun rol in Luxemburg.
Het ministerie van Arbeid, Werkgelegenheid en Sociale en Solidaire Economie (Ministère du Travail, de l'Emploi et de l'Économie sociale et solidaire, MTE) heeft twee invloedssferen: werkgelegenheidsbeleid en arbeidsrecht en arbeidsverhoudingen. Het ministerie ontwerpt en stuurt de uitvoering van beleid, zorgt voor de algemene coördinatie ervan en bereidt wetgeving voor.
De Inspectie van Arbeid en Mijnen (ITG) werkt onder het gezag van het ministerie. Haar rol is het bewaken van de arbeidsomstandigheden en het beschermen van werknemers met een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van administratieve ambtenaren.
De arbeidsrechtbank (Arbeidsrechtbank) heeft een rechter-commissaris, die de voorzitter van de rechtbank is, en twee assessoren: een gekozen uit de werkgevers en een uit de werknemers. De rechtbank is bevoegd op het gebied van arbeidsovereenkomsten, leerovereenkomsten, aanvullende pensioenregelingen en insolventieverzekeringen. De hoven van beroep, die ressorteren onder het Hof van Cassatie (Cour supérieure de justice), zijn bevoegd in hoger beroep tegen de uitspraken van de Arbeidsrechtbank.
Gezondheids- en veiligheidskwesties worden voornamelijk behandeld door de afdeling Gezondheid op het Werk (Division de la Santé au Travail) van het Ministerie van Volksgezondheid (Ministère de la santé). Deze dienst is wettelijk verantwoordelijk voor de controle en coördinatie van de werking en organisatie van de arbeidsgeneeskundige diensten; Het fungeert ook als beroepsinstantie voor werkgevers en werknemers in geval van geschillen over de mening van artsen. Ze werkt samen met het ITG.
De ADEM valt onder de MTE (arbeidswetboek, artikel L. 621-1). Haar bevoegdheid strekt zich uit over het gehele grondgebied van Luxemburg. Het heeft zeven regionale kantoren. In 2011 werd een hervorming doorgevoerd om Luxemburg te helpen de uitdagingen van de huidige economische en sociale context aan te gaan en werkzoekenden effectief te helpen bij het vinden van werk.
De wet van 30 juni 2004 betreffende collectieve arbeidsverhoudingen (wet van 30 juni 2004) heeft de criteria ingevoerd en gepreciseerd die de representativiteit van een vakbond bepalen (Arbeidswetboek, artikelen L. 161-3 en L. 161-4). Zodra een vakbond voldoet aan de wettelijke criteria voor representativiteit, zowel op nationaal als op sectoraal niveau, heeft hij dus het recht om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten. Er zijn twee soorten representativiteit, die op algemeen nationaal niveau kunnen zijn (arbeidswetboek, artikelen L. 161-4 en L. 161-5) of op sectoraal niveau in een sector die ten minste 10% van de werknemers in de particuliere sector in het land in dienst heeft (arbeidswetboek, artikelen L. 161-6 en L. 161-7). De vakbonden zijn representatief wanneer zij bij de laatste sociale verkiezingen een minimumaandeel van de stemmen in de Kamer van Werknemers (Chambre des salariés) hebben behaald: 20% op nationaal niveau en 50% binnen de sector. Artikel L. 161-4 beschrijft de algemene nationale representativiteit van een vakbond in termen van haar vermogen om een groot arbeidsconflict op nationaal niveau te ondersteunen.
Het is noodzakelijk om te wijzen op een recente belangrijke ontwikkeling. In januari 2023 is de administratieve rechtbank begonnen met een onderzoek naar de sectorale representativiteit van de Luxemburgse vereniging van werknemers in het bank- en verzekeringswezen (Association luxembourgeoise des employés de banque et d'assurance, ALEBA), die in 2021 door minister Dan Kersch is ingetrokken op verzoek van de Luxemburgse Confederatie van Onafhankelijke Vakbonden (Onofhängege Gewerkschaftsbond Lëtzebuerg, OGB-L) en de Luxemburgs Confederatie van Christelijke Vakbonden (Lëtzebuerger Chrëschtleche Gewerkschafts-Bond, LCGB). Het bankensyndicaat roept op om het bevel van de minister in te trekken. In de definitieve beslissing werd geweigerd de representativiteit van ALEBA te erkennen.
Er zijn geen wettelijke regelingen waarin de criteria voor de representativiteit van werkgeversorganisaties zijn vastgelegd. Hun representativiteit is gebaseerd op wederzijdse erkenning.
Over vakbondsvertegenwoordiging
Artikel 11 van de Luxemburgse grondwet garandeert werknemers de vrijheid om lid te worden van een vakbond. De huidige wetgeving die van toepassing is op de vakbonden (gebaseerd op de wet van 30 juni 2004 tot regeling van de arbeidsverhoudingen) werd opgenomen in het arbeidswetboek (artikel L. 161-3). Werknemers zijn op vrijwillige basis georganiseerd in een aantal vakbonden, die als hoofddoel hebben te onderhandelen over collectieve arbeidsovereenkomsten en de belangen van ambachten en beroepen te verdedigen. Opgemerkt moet worden dat vakbonden niet zijn gevestigd in bedrijven of vestigingen, aangezien de enige bestaande werknemersvertegenwoordigers op dit niveau gekozen werknemers zijn. Deze vertegenwoordigers kunnen echter wel lid zijn van de vakbond.
Het aantal vakbonden in Luxemburg daalde van 42% in 2002 tot 32% in 2018 (op basis van gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In deze periode nam het absolute aantal vakbondsleden toe, maar de vakbonden konden geen gelijke tred houden met de snelle toename van de totale werkgelegenheid als gevolg van de sterke economische groei van Luxemburg. In een aantal sectoren (de publieke sector, de verwerkende industrie) zijn vakbonden nog steeds goed ingeburgerd, maar in andere sectoren (handel, horeca en hotels, zakelijke dienstverlening) zijn de vakbonden zwak. Tegelijkertijd blijven vakbonden aanzienlijke politieke invloed uitoefenen via tripartiete instellingen en hun deelname aan de beleidsvorming van de overheid.
Vakbondslidmaatschap en vakbondsdichtheid, 2010–2019
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Source | |
| Trade union density in terms of active employees (%)* | 36.1 | 36.6 | 35.3 | 34.8 | 34.1 | 33.3 | 32.3 | 32.1 | 30.4 | 28.2 | OECD and AIAS, 2021 |
35 | 35 | 35 | 35 | 34 | 33 | 32 | 32 | 32 | n.a. | OECD** | |
| Trade union membership (thousands) | 122 | 127 | 126 | 126 | 127 | 127 | 127 | 130 | 128 | 123 | OECD and AIAS, 2021*** |
| 118 | 122 | 126 | 126 | 127 | 127 | 127 | 131 | 134 | n.a. | OECD** |
Toelichting: * Percentage werknemers dat lid is van een vakbond. ** Op basis van administratieve gegevens over het geaggregeerde lidmaatschap van de belangrijkste confederaties die arbeiders en bedienden organiseren, en onafhankelijke vakbonden van financieel en leidinggevend personeel, bedienden en bedienden, in de private en publieke sector. Deze informatie is afkomstig van de websites van de vakbonden, de Europese Waarnemingspost arbeidsverhoudingen (EIRO) en het Europees Verbond van Vakverenigingen. De actieve deelname wordt geschat op basis van Belgische gegevens over de deelname van gepensioneerden; OESO en AIAS, 2021. Het vakbondslidmaatschap van werknemers werd afgeleid voor het totale vakbondslidmaatschap en indien nodig aangepast voor vakbondsleden buiten de actieve, afhankelijke en werkende beroepsbevolking (d.w.z. gepensioneerden, zelfstandigen, studenten, werklozen). n.v.t., niet beschikbaar; OESO, Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
Belangrijkste vakbondsfederaties en -federaties
De Luxemburgse vakbeweging wordt gekenmerkt door structureel pluralisme. Twee van de grootste vakbondsfederaties (LCGB en OGB-L) zijn erkend als nationaal representatieve vakbonden en zijn voornamelijk actief in de particuliere sector. Een andere grote confederatie is actief in de publieke sector (de Algemene Confederatie van Ambtenaren (Confédération Générale de la Fonction Publique, CGFP). Ook op sectoraal niveau bestaan er belangrijke vakbonden. Daartoe behoort ALEBA, in de bank- en verzekeringssector. ALEBA werd erkend als representatief op sectoraal niveau, maar dit is niet langer het geval.
Belangrijkste vakbondsfederaties en confederaties
| Name | Abbreviation | Number of union members | Involved in collective bargaining? |
| Luxembourg Confederation of Independent Trade Unions (Onofhängege Gewerkschaftsbond Lëtzebuerg) | OGB-L | 75,000 (2023) | Yes |
| Luxembourg Confederation of Christian Trade Unions (Lëtzebuerger Chrëschtleche Gewerkschafts-Bond) | LCGB | More than 40,000 (2023) | Yes |
| General Confederation of Civil Servants (Confédération Générale de la Fonction Publique) | CGFP | 30,000 (2018) | No, but negotiates agreements with government that are similar to collective agreements |
| Luxembourg Association of Banking and Insurance Employees (Association Luxembourgeoise des Employés de Banque et Assurance) | ALEBA | 10,000 (2023) | Yes |
| National Federation of Railway Workers, Transport Workers, Civil Servants and Employees of Luxembourg (Fédération nationale des cheminots, travailleurs du transport, fonctionnaires et employés, Luxembourg) | FNCTTFEL-Landesverband (cooperation agreement with the OGB-L) | n.a. | Yes |
| General Federation of the Municipal Administration (Fédération générale de la fonction communale) | FGFC | n.a. | No |
Let op: n.v.t., niet beschikbaar.
Op 13 maart 2019 werden ongeveer 526.000 werknemers en gepensioneerde werknemers uitgenodigd om te stemmen voor de verkiezing van vertegenwoordigers in de Kamer van Werknemers, en actieve werknemers werden uitgenodigd om personeelsdelegaties te kiezen, die vergelijkbaar zijn met ondernemingsraden. Beide verkiezingen worden om de vijf jaar in Luxemburg gehouden. In de ondernemingen worden verkiezingen voor personeelsafvaardigingen georganiseerd, terwijl verkiezingen voor de Kamer van Werknemers op nationaal niveau worden georganiseerd op basis van een stemming per brief. In totaal dienden 3.071 bedrijven hun procedures in (ITG, ongedateerd): 2.542 wanneer er bij meerderheid werd gestemd en 529 wanneer er sprake was van proportionele stemming. De OGB-L en de LCGB waren de twee populairste vakbonden, met respectievelijk 23,7% en 14,0% van de stemmen. ALEBA kreeg 3,93% van de stemmen. De volgende verkiezingen op de werkplek zouden in maart 2024 worden gehouden.
Over werkgeversvertegenwoordiging
Werkgevers zijn op vrijwillige basis georganiseerd in een aantal beroepsfederaties en er is een systeem van gildekamers. Aansluiting bij de gildekamer is verplicht voor alle natuurlijke personen of rechtspersonen die als ambachtsman in het Groothertogdom gevestigd zijn. Dit is ook het geval voor de Kamer van Koophandel (Chambre de Commerce du Luxembourg, CDC), een publiekrechtelijke instelling die alle bedrijven omvat, met uitzondering van die in de landbouw en de ambachtelijke sector, die hun eigen gildekamers hebben. Op dit moment zijn er drie kamers voor werkgevers: de Kamer van Koophandel, de Kamer van Koophandel (Chambre des Métiers) en de Kamer van Landbouw (Landwirtschaftskammer Luxemburg). De kamers hebben het wettelijke recht om door de overheid te worden geraadpleegd over alle sociale en economische kwesties die van invloed zijn op de belangen van hun leden. Zij hebben ook het recht om wetsvoorstellen in te dienen. Op bepaalde beleidsterreinen, zoals statistiek en beroepsopleiding, fungeren zij zelfs als overheidsinstanties.
Binnen werkgeversorganisaties zijn er de afgelopen jaren geen noemenswaardige veranderingen geweest. In 2014 hebben zich echter enkele belangrijke wijzigingen voorgedaan in de hoofden van de grootste werkgeversorganisaties (Union des Entreprises Luxembourgeoises, UEL), de Luxemburgse Vereniging van Banken (Association des Banques et Banquiers, Luxemburg, ABBL) en de Kamer van Ambachten), waarbij een nieuwe generatie ondernemers zich bij hen voegt.
Werkgeversorganisaties – lidmaatschap en dichtheid, 2012–2019 (%)
| 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Source | |
| Employer organisation density in terms of active employees | n.a. | n.a. | 82.1 | n.a. | n.a. | n.a. | 81.8 | n.a. | OECD and AIAS, 2021 |
| Employer organisation density in private sector establishments* | n.a. | 47.0 | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | 23.0 | European Company Survey 2013, 2019 |
Toelichting: * Percentage werknemers dat werkzaam is in een bedrijf dat lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij collectieve onderhandelingen. n.v.t., niet beschikbaar.
De grootste werkgeversconfederatie is de UEL, die bedrijven uit de particuliere sector vertegenwoordigt. De UEL heeft acht lidorganisaties (waaronder de Kamer van Koophandel en de Kamer van Koophandel), die ongeveer 35.000 werkgevers en ongeveer 80% van alle werknemers vertegenwoordigen. De UEL werd in 2000 opgericht door de formalisering van een bestaand verbindingscomité van sectorale bedrijfsorganisaties. De UEL ondertekende de zeldzame overeenkomsten voor de hele economie die voornamelijk uitvoering geven aan Europese kaderovereenkomsten.
Binnen de UEL is de belangrijkste organisatie de Luxemburgse Federatie van het bedrijfsleven (Fédération des industriels luxembourgeois, FEDIL), die bedrijven in de bouw, productie en zakelijke dienstverlening vertegenwoordigt. FEDIL is aangesloten bij BusinessEurope en de leden vertegenwoordigen ongeveer 25% van de nationale beroepsbevolking.
Er is geen rivaliteit tussen de zeven belangrijkste werkgeversorganisaties, aangezien zij in verschillende sectoren actief zijn en nauw samenwerken omdat zij zijn aangesloten bij de UEL.
Belangrijkste werkgeversorganisaties en federaties
| Name | Abbreviation | Members | Year | Involved in collective bargaining? |
| Union of Luxembourg Enterprises (Union des Entreprises Luxembourgeoises) | UEL | 8 member organisations | 2023 | Yes* |
| Luxembourg Business Federation (Fédération des industriels luxembourgeois) | FEDIL | 700 companies | 2023 | No** |
| Luxembourg Bankers’ Association (Association des Banques et Banquiers, Luxembourg) | ABBL | 169 companies | 2020 | Yes |
| Association of Insurance Companies (Association des Compagnies d’Assurance) | ACA | 139 companies | 2020 | Yes |
| Luxembourg Trade Confederation (Confédération Luxembourgeoise du Commerce) | CLC | 11,000 companies | 2023 | No** |
| Fédération des Artisans | FDA | 30 member organisations | 2023 | No** |
| National Federation of Hoteliers, Restaurateurs and Café Owners (Fédération Nationale des Hôteliers, Restaurateurs et Cafetiers) | Horesca | 2,900 companies | 2020 | Yes |
| Centrale paysanne luxembourgeoise | CPL | 800 members | 2022 | No |
Toelichting: * Alleen collectieve onderhandelingen voor de uitvoering van sommige EU-richtlijnen. ** Slechts enkele sectorale federaties zijn aangesloten bij de werkgeversorganisatie, maar niet de organisatie als geheel.
Het sociale model van Luxemburg wordt gekenmerkt door tripartiet overleg, waarbij de regering, vertegenwoordigers van werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers worden samengebracht.
Het werd ingevoerd in de jaren 1970, in een tijd waarin het nodig was om de ijzer- en staalindustrie te reorganiseren en sociale problemen aan te pakken. Dit tripartiete model voorkwam dat duizenden staalarbeiders ontslagen raakten, maakte de staalindustrie geschikt voor de wereldeconomie en introduceerde sociale beleidsmaatregelen om de werkloosheid zeer laag te houden. Sinds 1977 is het Tripartiete Coördinatiecomité meermaals door de regering gebruikt om consensus te bereiken over cruciale hervormingen (bijvoorbeeld de uitvoering van het eerste nationale actieplan inzake werkgelegenheid als onderdeel van de Europese werkgelegenheidsstrategie in 1998 en de invoering van het unieke arbeidsstatuut in 2006).
De financiële crisis van 2007-2008 heeft het tripartiete model fundamenteel veranderd, omdat de verslechtering van de overheidsfinanciën betekende dat werkgevers en werknemers een groter deel van de financiële last van de sociale dialoog op zich moesten nemen. Bovendien waren vakbonden en werkgeversorganisaties het niet eens over de oorzaken van de crisis en wilden ze verschillende oplossingen implementeren. Werkgevers wilden het concurrentievermogen versterken door de kosten te verlagen, terwijl vakbonden de economische vraag wilden versterken. De financiële crisis heeft in 2010 geleid tot het mislukken van de tripartiete dialoog. In 2015 moedigde de Luxemburgse regering, na de ondertekening van een bilaterale overeenkomst met werkgeversvertegenwoordigers en een andere met vakbonden, de sociale partners aan om terug te keren naar de vroegere traditie van tripartiet overleg in het land. In 2019 gaven de vakbonden bijvoorbeeld redenen om de dialoog voort te zetten, met name in de staalsector, en de onderhandelingen te willen hervatten. Een moeilijke hervatting leidde tot een principeakkoord tijdens een tripartiete vergadering in december 2020. De Economische en Sociale Raad (Conseil économique et social) speelt een rol in de samenwerking en het overleg, samen met het Comitéde conjoncture. De regering raadpleegt de commissie over projecten die gericht zijn op het wijzigen van wet- of regelgeving die gevolgen hebben voor verschillende sectoren of de hele nationale economie. De regering kan de commissie ook raadplegen over specifieke aangelegenheden om advies in te winnen. Het comité coördineert ook de betrokkenheid van de sociale partners bij het raadplegingsproces van het Europees semester. Andere tripartiete organen zijn het Permanent Comité voor Arbeid en Werkgelegenheid (Comité permanent du travail et de l'emploi), het Comité du travail féminin en het Observatorium voor arbeidsverhoudingen en werkgelegenheid (Observatoire des relations professionelles et de l'emploi), die alle deel uitmaken van het Ministerie van Arbeid.
Belangrijkste tripartiete en bipartiete lichamen
| Name | Type | Level | Issues covered |
| Tripartite Co-ordination Committee (Comité de coordination tripartite) | Tripartite | National | Obtains consensus on economic and social issues |
| Permanent Committee of Labour and Employment (Comité Permanent du Travail et de l’Emploi, CPTE) | Tripartite | National | Employment, working conditions, health and safety |
| Economic and Social Council (Conseil Economique et Social, CES) | Tripartite | National | Consulted and provides advice on any legislative or regulatory action relating to professional sectors and the entire national economy |
| Economic Committee (Comité de conjoncture) | Tripartite | National | Monitors the situation of companies forced to resort to short-time working arrangements and proposes, if needed, compensatory payments to companies resorting to short-time work |
Het belangrijkste kanaal voor de vertegenwoordiging van de werknemers op de werkplek is de personeelsdelegatie (délégation du personnel), die rechtstreeks wordt gekozen door alle werknemers in bedrijven met meer dan 15 werknemers (arbeidswetboek, artikel L. 414-4).
De wet van 23 juli 2015 tot hervorming van de sociale dialoog in de ondernemingen, die in dezelfde maand werd aangenomen, heeft de regeling van de werknemersvertegenwoordiging gewijzigd. In 2019 werd de personeelsafvaardiging het enige orgaan dat de belangen van de werknemers behartigde en kreeg ze de bevoegdheden die de paritaire comités voorheen hadden, met name op het vlak van medezeggenschap zodra de drempel van 150 werknemers werd overschreden. De werknemersvertegenwoordigers worden voor vijf jaar gekozen. Het aantal werknemersvertegenwoordigers is afhankelijk van het aantal werknemers in de onderneming (arbeidswetboek, artikel L. 412-1).
De personeelsafvaardiging is er om 'de belangen van medewerkers te bewaken en te verdedigen'. Het stelt alles in het werk om individuele of collectieve conflicten die tussen de werkgever en het personeel kunnen ontstaan, te voorkomen en te beperken. De personeelsafvaardiging kan, bij gebrek aan een conflictoplossing, elke klacht of opmerking met betrekking tot de toepassing van wettelijke, regelgevende, administratieve of contractuele bepalingen (zoals deze vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst) die gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarden en de bescherming van de werknemers op hun werkplek, voorleggen aan het ITG. Artikel L. 414-4 van het arbeidswetboek somt de onderwerpen op die ter informatie en/of raadpleging aan de personeelsdelegaties moeten worden voorgelegd en voorziet in een aantal formele vereisten.
Volgens het arbeidswetboek is de directie verplicht om de personeelsdelegatie (en de gelijkheidsafgevaardigde) te informeren over de structuur en de situatie van de onderneming (of vestiging) en over de prognoses van wijzigingen in haar activiteiten. Deze informatie moet worden verstrekt tijdens vergaderingen met de directie van de vestiging (zie arbeidswetboek, artikel L. 414-4).
De werknemersvertegenwoordigers worden om de vijf jaar – via sociale verkiezingen (élections sociales) – verkozen door alle werknemers op de werkvloer. Ze kunnen worden voorgedragen door vakbonden of door ten minste 5% van alle werknemers. De laatste verkiezingen vonden plaats in maart 2024.
De wetgeving voorziet in een minimumaantal vergaderingen voor de personeelsdelegatie (zes per jaar).
De wet van 23 juli 2015 maakt van de delegatie het enige orgaan dat de belangen van de werknemers behartigt en functies vervult zoals het indienen van klachten of suggesties bij bedrijven over kwesties als veiligheid op het werk, deeltijds werk, pesterijen en opleiding. De grootte van de delegatie is afhankelijk van het aantal werknemers in het bedrijf, variërend van één lid voor bedrijven met 15-25 werknemers tot 25 leden voor bedrijven met tussen de 5.101 en 5.500 werknemers.
Medewerkers profiteren van meer betaald verlof en meer tijd voor opleiding om hun taken te vervullen. In bedrijven met ten minste 250 werknemers zijn sommige afgevaardigden (délégués libérés) volledig vrijgesteld van werk om hun taken als personeelsvertegenwoordiger te vervullen. De werkgever verstrekt de delegatie informatie over de onderneming, met inbegrip van de ontwikkelingen in haar activiteiten, haar financiële vooruitzichten en de voorziene veranderingen in haar arbeidssituatie. In bedrijven met minstens 150 werknemers gebeurt dit één keer per maand of op vraag van de delegatie; In kleinere bedrijven gebeurt het minstens jaarlijks. De personeelsdelegaties hebben het medebeslissingsrecht van de vorige gemengde commissies; zij hebben ook medebeslissingsrecht op het gebied van beroepsopleiding (arbeidswetboek, artikel L. 414-2). Personeelsdelegaties in bedrijven met minder dan 150 werknemers hebben geen medebeslissingsrecht over deze onderwerpen, maar ze worden geïnformeerd en geraadpleegd, en ze hoeven het niet eens te zijn met de werkgever.
Bovendien hebben de afgevaardigden in bedrijven met ten minste 51 werknemers (in plaats van 150 werknemers, zoals vóór de hervorming) meer mogelijkheden om het advies in te winnen van externe adviseurs of om deskundigen te hebben om hen bij te staan in technische aangelegenheden. De werkgever betaalt de honoraria van de deskundigen. Een andere vernieuwing is het recht om gebruik te maken van bemiddeling in geval van geschillen over de toepassing van de arbeidswet met betrekking tot personeelsdelegaties.