Beroepsleven landprofiel voor Luxemburg
Dit profiel beschrijft de belangrijkste kenmerken van het beroepsleven in Luxemburg. Het is bedoeld om de relevante achtergrondinformatie te verstrekken over de structuren, instellingen, actoren en relevante regelgeving met betrekking tot het beroepsleven.
Dit omvat indicatoren, gegevens en regelgevingssystemen met betrekking tot de volgende aspecten: actoren en instellingen, collectieve en individuele arbeidsverhoudingen, gezondheid en welzijn, beloning, arbeidstijden, vaardigheden en opleiding, en gelijkheid en non-discriminatie op het werk. De profielen worden systematisch om de twee jaar bijgewerkt.
De centrale zorg van arbeidsverhoudingen is het collectieve beheer van werk en werkgelegenheid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op collectieve onderhandelingen in Luxemburg.
Over collectieve arbeidsovereenkomsten moet volgens bepaalde formaliteiten tussen de sociale partners worden onderhandeld en bij het ITG ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister van Werk. Er zijn twee soorten collectieve arbeidsovereenkomsten:
standaard-cao's waarover wordt onderhandeld tussen een werkgever of een groep ondernemingen (of hun vertegenwoordigers) en een vakbond, die juridisch bindend zijn tussen de ondertekenaars
collectieve arbeidsovereenkomsten die worden uitgebreid bij een groothertogelijke verordening en van toepassing zijn op alle werkgevers en werknemers van de betrokken beroepsgroep
De belangrijkste onderhandelingsniveaus zijn sectoraal en bedrijfsniveau. Het relatieve belang van de twee niveaus van overeenstemming verschilt van sector tot sector. Sectorale overeenkomsten bestaan in sectoren als het bankwezen, het verzekeringswezen, de particuliere beveiliging, de bouw en alle aanverwante ambachten, en de ziekenhuis- en sociale sector. Deze overeenkomsten voor één bedrijfstak hebben betrekking op 100% van het personeelsbestand en worden verlengd door het ministerie van Arbeid. In veel sectoren zijn er echter geen overeenkomsten op sectorniveau. In 2018 werden de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van 59% van alle werknemers geregeld door middel van collectieve onderhandelingen (Statec, 2022a), wat vrij hoog is ondanks de hoge mate van decentralisatie van collectieve onderhandelingen en de zwakte van collectieve onderhandelingen in sommige sectoren. Tenzij anders bepaald in de cao, is het hoger management niet onderworpen aan de werk- en salarisvoorwaarden die zijn vastgelegd in de cao die van toepassing is op het personeel. Werknemers van wie het salaris aanzienlijk hoger is dan de salarissen die worden betaald aan het personeel dat onder de collectieve overeenkomst valt, worden beschouwd als hoger management. Dit salaris moet verband houden met gezaghebbende en effectieve managementbevoegdheden, zelfstandigheid in de organisatie van het werk en flexibele werktijden.
Er zijn geen nationale collectieve onderhandelingen over lonen. Er bestaat echter een mechanisme voor loonindexering. Salarissen en lonen (inclusief het minimumloon) worden aangepast aan de kosten van levensonderhoud. Wanneer de consumentenprijsindex in het voorgaande kwartaal met 2,5% stijgt of daalt, worden de salarissen automatisch met dezelfde verhouding aangepast. De consumentenprijsindex en de invloed daarvan op de glijdende loonschaal worden maandelijks gepubliceerd door het nationale bureau voor de statistiek (het Nationaal Instituut voor Statistiek en Economische Studies (Statec)). De werkgever moet alle lonen met 2,5% verhogen. Sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen salaristarieven bevatten die gekoppeld zijn aan de salarisschaal en een coëfficiënt. Op bedrijfsniveau worden cao's over loon vaak gesloten voor 12 tot 24 maanden.
Dekking van collectieve loononderhandelingen van werknemers
| Level | % (year) | Source |
| All levels | 56.9 (2018) | OECD and AIAS, 2021 |
| All levels | 73.0 (2013) | European Company Survey 2013 |
| All levels | 40.0 (2019) | European Company Survey 2019 |
| All levels | 63.0 (2010) | Structure of Earnings Survey 2010 |
| All levels | 55.0 (2014) | Structure of Earnings Survey 2014 |
| All levels | 61.0 (2018) | Structure of Earnings Survey 2018 |
| All levels | 50.0 (2019) | Statec, 2019 |
Bronnen: Eurofound, Europese bedrijvenenquête 2013/2019 (met inbegrip van bedrijven uit de particuliere sector met vestigingen met meer dan 10 werknemers (NACE-codes B-S), de vraag in de enquête was een meerkeuzevraag en er waren meerdere antwoorden mogelijk); Eurostat [earn_ses10_01], [earn_ses14_01], [earn_ses18_01] (met inbegrip van ondernemingen met meer dan 10 werknemers (NACE-codes B-S, met uitzondering van O), met één antwoord voor elke lokale eenheid); OESO en AIAS, 2021; Staatc, 2019.
De meest recente nationale gegevens over de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen zijn gebaseerd op de EU-loonstructuurenquête 2018. Op basis van dit onderzoek schat Statec dat 59% van de werknemers onder een cao valt. Volgens Statec (2022a) bestaat er een groot verschil tussen de publieke sector (100%), onderwijs (92%) en sociale en zorgactiviteiten (75%), en sommige activiteiten in de private dienstverlening, zoals detailhandel (38%), horecaactiviteiten (21%) en technische en wetenschappelijke activiteiten (14%). De dekking verschilt naargelang de grootte van het bedrijf, van 30% (voor bedrijven met 10 tot 49 werknemers) tot 79% (voor bedrijven met meer dan 1.000 werknemers). Het wereldwijde tarief op basis van de Structure of Earnings Survey omvat de publieke sector. Als werknemers in de publieke sector worden uitgesloten, bedraagt de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen in Luxemburg 53% (Statec, 2022a).
Intersectorale overeenkomsten zijn zeldzaam en hebben nooit betrekking op kwesties als loon of arbeidstijd. Zij geven voornamelijk uitvoering aan EU-brede overeenkomsten die door de sociale partners zijn gesloten, bijvoorbeeld over telewerken of intimidatie op de werkplek.
De belangrijkste onderhandelingsniveaus zijn het sectorale niveau en het niveau van de ondernemingen. Sectorale afspraken gelden in eerste instantie alleen voor bedrijven die behoren tot de werkgeversorganisaties die het akkoord hebben ondertekend, maar worden door de overheid vaak uitgebreid naar de hele sector. Het relatieve belang van de twee niveaus van overeenstemming verschilt van sector tot sector. Sectorale overeenkomsten bestaan bijvoorbeeld in sectoren als het bankwezen, het verzekeringswezen en de particuliere beveiliging. In veel sectoren zijn er echter geen overeenkomsten op sectorniveau.
Niveau van collectieve onderhandelingen, 2022
| National level (intersectoral) | Sectoral level | Company level | ||||
| Wages | Working time | Wages | Working time | Wages | Working time | |
| Principal or dominant level | x | |||||
| Important but not dominant level | x | x | x | x | ||
| Existing level | ||||||
Articulatie
De kwestie van de articulatie is vrij theoretisch in Luxemburg, want in het geval van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst is het uiterst zeldzaam om een bedrijf te vinden met een eigen collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau. Daarom hoeven collectieve overeenkomsten op beide niveaus zelden te worden gecoördineerd. Indien er echter sprake is van een collectieve arbeidsovereenkomst op twee niveaus, is het beginsel van voorkeur voor overeenkomsten op hoger niveau van toepassing. Overeenkomsten op bedrijfsniveau kunnen geen slechtere werkgelegenheids- en loonvoorwaarden bieden dan overeenkomsten op sectorniveau. Als cao-bepalingen slechter zijn dan de wettelijke minimumvereisten, of de rechten beperken waarin een overeenkomst op sectorniveau voorziet, worden ze nietig verklaard en hebben ze geen effect.
Er zijn geen grote onderhandelingsrondes op nationaal niveau. In sommige sectoren en op bedrijfsniveau bestaan collectieve onderhandelingen over lonen gedurende verschillende perioden. In de banksector en de verzekeringssector sluiten de sociale partners over het algemeen collectieve overeenkomsten voor een periode van drie jaar. Op ondernemingsniveau worden cao's over loon vaak voor kortere periodes gesloten (de wet bepaalt dat de minimumduur van een arbeidsovereenkomst zes maanden is en het maximum drie jaar).
De belangrijkste vorm van looncoördinatie is het loonindexeringsmechanisme. In april 2006 hebben de sociale partners en de regering in het tripartiete coördinatiecomité beslist om de toepassing van het loonindexeringsmechanisme voor de periode 2006-2009 te moduleren. Door de modulatie werd de periodieke aanpassing van de lonen aan de inflatie met maximaal zeven maanden uitgesteld. Dit werd gerechtvaardigd door de bezorgdheid over het economische concurrentievermogen als gevolg van de snelle stijging van de olieprijzen. In deze periode stegen de lonen minder dan de algemene prijzen. De lonen worden echter normaal gesproken geïndexeerd aan veranderingen in de kosten van levensonderhoud. Wanneer de consumentenprijsindex daalt of stijgt, worden deze dus in principe in dezelfde verhouding aangepast. Het doel is om de koopkracht van werknemers te behouden. Voor het overige is er geen coördinatie van de loononderhandelingen, noch tussen of binnen de onderhandelingsniveaus.
Sectorale cao's hebben in eerste instantie alleen betrekking op de ondernemingen die behoren tot de werkgeversorganisaties die de cao hebben ondertekend. De sociale partners op sectoraal niveau vragen echter bijna altijd aan de overheid om ze uit te breiden naar de hele sector. In 2022 werden twee sectorale overeenkomsten door het ministerie van Arbeid en Werkgelegenheid 'algemeen verplicht' verklaard. Er zijn geen andere vrijwillige mechanismen voor de uitbreiding of toepassing van de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.
Er is geen mogelijkheid om af te wijken van collectieve arbeidsovereenkomsten om lonen te betalen die onder het cao-niveau liggen. Afwijking is alleen mogelijk om lonen te betalen die hoger zijn dan het collectief overeengekomen niveau. Bovendien moeten collectieve overeenkomsten volgens het begunstigingsbeginsel in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen.
Om een collectieve overeenkomst (altijd gesloten voor bepaalde duur), geheel of gedeeltelijk, op te zeggen, moeten de sociale partners de beëindiging ervan vragen met betrekking tot de opzeggingstermijn die in de cao is vastgelegd (maximaal drie maanden). Vervolgens moeten de partijen nieuwe onderhandelingen openen, die in ieder geval uiterlijk zes weken voor de inwerkingtreding van de overeenkomst of de heronderhandeling van de bepalingen moeten beginnen. De beëindigde cao verliest zijn geldigheid zodra een nieuwe overeenkomst in werking treedt of uiterlijk op de eerste dag van de 12e maand die volgt op het verzoek tot beëindiging, maar de sociale partners kunnen wel een nieuwe vervaldag overeenkomen. Als er geen verzoek is tot beëindiging van de collectieve overeenkomst (of sommige bepalingen ervan) vóór de einddatum, wordt deze voor onbepaalde tijd verlengd. Het kan vervolgens worden beëindigd met inachtneming van de opzegtermijn die in de overeenkomst is vastgelegd.
Volgens artikel L. 162-11 van het arbeidswetboek moeten de contractpartijen zich tijdens de geldigheidsduur van de collectieve overeenkomst onthouden van alle handelingen die hun naleving van de overeenkomst in het gedrang kunnen brengen. Zij moeten zich ook onthouden van deelname aan stakingen of uitsluitingen met betrekking tot een onderwerp dat in de collectieve arbeidsovereenkomst is geregeld.