Arbeidsleven landprofiel voor Nederland
Dit profiel beschrijft de belangrijkste kenmerken van het arbeidsleven in Nederland. Het is bedoeld om de relevante achtergrondinformatie te verstrekken over de structuren, instellingen, actoren en relevante regelgeving met betrekking tot het beroepsleven.
Dit omvat indicatoren, gegevens en regelgevingssystemen met betrekking tot de volgende aspecten: actoren en instellingen, collectieve en individuele arbeidsverhoudingen, gezondheid en welzijn, beloning, arbeidstijden, vaardigheden en opleiding, en gelijkheid en non-discriminatie op het werk. De profielen worden systematisch om de twee jaar bijgewerkt.
Vakbonden, werkgeversorganisaties en overheidsinstellingen spelen een sleutelrol bij het beheer van de arbeidsverhoudingen, de arbeidsomstandigheden en de structuren van de arbeidsverhoudingen. Het zijn met elkaar verbonden onderdelen in een meerlagig bestuurssysteem dat Europees, nationaal, sectoraal, regionaal (provinciaal of lokaal) en bedrijfsniveau omvat. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste actoren en instellingen en hun rol in Nederland.
Tot 1980 speelde de overheid een belangrijke rol in het Nederlandse stelsel van arbeidsverhoudingen, met name op het gebied van loonvorming. Sindsdien is het beeld veranderd en in 2018 gaven de sociale partners aan dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bijzondere inspanningen levert om hen op te nemen.
De Nederlandse overheid heeft een betrekkelijk goed ontwikkeld systeem voor het raadplegen van de sociale partners. In de SER vindt regelmatig overleg plaats. Opeenvolgende kabinetten hebben vaak sociale pacten gesloten, meestal via de bipartiete STVDA.
Daarnaast heeft Nederland een sterk ontwikkelde aanpak van de sectorale sociale dialoog. In het kader van de nationale cultuur komen sectorale vakbonden en werkgeversorganisaties samen om collectieve arbeidsovereenkomsten op te stellen om het arbeidsleven voor de betreffende sectoren te reguleren en vast te stellen. Deze overeenkomsten bouwen voort op de nationale wetgeving inzake arbeidsomstandigheden, maar houden ook rekening met de economische realiteit van bepaalde sectoren bij de behandeling van sectorale sociale beleidskwesties.
De belangrijkste actoren zijn het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nederlandse Arbeidsinspectie (voorheen Inspectie SZW), die ook verantwoordelijk is voor het toezicht op de veiligheid en gezondheid, de SER en de sociale zekerheid (hetUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV))), die verantwoordelijk is voor uitkeringen en de reïntegratie van werkloze en gehandicapte werknemers. Bovendien is het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een belangrijke speler in het arbeidslevenbeleid, omdat het betrokken is bij de beleidsvorming voor specifieke sectoren. De sectorale realiteit moet ook worden meegenomen in de beleidsvorming, en daarom neemt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook deel aan regelmatige tripartiete vergaderingen met de sociale partners.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het grootste deel van de arbeidswetgeving, het toezicht op collectieve arbeidsovereenkomsten, de sociale dialoog en arbeidsgerelateerde inspectieactiviteiten, waaronder de inspectie van de arbeidsomstandigheden.
De daadwerkelijke inspectie wordt uitgevoerd door de Nederlandse Arbeidsinspectie, die niet alleen betrekking heeft op arbeidsomstandigheden, maar ook op sociale fraude, minimumlonen en illegale arbeid.
Er is geen specifieke arbeidsrechtbank en conflicten worden opgelost via het algemene rechtssysteem. Er is geen specifieke bemiddelingscommissie voor arbeidsgerelateerde kwesties, met één uitzondering:bedrijfscommissies kunnen op vrijwillige basis bemiddelen in conflicten tussen werkgevers en ondernemingsraden.
Sinds 1945 is de vertegenwoordiging van de sociale partners op nationaal niveau zeer stabiel, met drie vakbonds- en drie werkgeversfederaties die lid zijn van de tripartiete SER en de bipartiete STVDA. De wettelijke basis van hun vertegenwoordiging (meer algemene representativiteit) is beperkt tot een decreet uit 1980 over het lidmaatschap van de SER. Dit decreet stelt slechts zeer ruime regels inzake representativiteit. Er zijn weinig juridische conflicten over de kwestie van de representativiteit. De afname van de vakbondsdichtheid heeft echter geleid tot discussies over de rol van vakbonden in het systeem van collectieve onderhandelingen (inclusief de kwestie van de uitbreiding van collectieve arbeidsovereenkomsten) en over de representativiteit en status van de SER (en in mindere mate de STVDA). Dit ondermijnt de legitimiteit en representativiteit van de cao's die worden afgesloten. Het heeft ook geleid tot een kleine maar groeiende trend van kleine vakbonden die opkomen om jongere werknemers, professionals en zelfstandigen, deeltijdwerkers en freelancers te vertegenwoordigen.
Over vakbondsvertegenwoordiging
In Nederland zijn er geen beperkingen op het lidmaatschap van een vakbond in de wetgeving. De dichtheid van vakbonden neemt geleidelijk af en bedroeg in 2021 iets minder dan 13%, tegen ongeveer 40% 30 jaar geleden. De daling van 2011 tot 2021 was gestaag maar langzaam.
Het landschap is de afgelopen decennia min of meer stabiel, afgezien van de oprichting in 2017 van een nieuwe vakbond in het primair onderwijs, PO in Actie. Deze vakbond begon als een Facebook-groep en werd in korte tijd gesteund door 45.000 docenten. Er zijn andere voorbeelden geweest van nieuwe vakbonden die zich richtten op werknemers die traditioneel niet in staat werden geacht deel uit te maken van een vakbond. De Alternatief voor Vakbond (AVV) wordt bijvoorbeeld niet gezien als een traditionele vakbond, maar vertegenwoordigt ook ondernemers.
Een belangrijk kenmerk van het Nederlandse cao-stelsel is het feit dat de cao-dekking veel hoger is (ongeveer 73%) dan de vakbondsdichtheid (minder dan 15%). De belangrijkste reden is niet zozeer de uitbreiding van collectieve arbeidsovereenkomsten (dit voegt slechts zeven procentpunten toe aan de dekking van collectieve onderhandelingen), maar de plicht van werkgevers die partij zijn bij een collectieve overeenkomst om georganiseerde en niet-georganiseerde werknemers gelijk te behandelen. Dit creëert het bekende 'free-rider'-probleem voor vakbonden: ongeorganiseerde werknemers plukken dezelfde voordelen van vakbondsactiviteiten als georganiseerde werknemers.
Een probleem voor de vakbonden is de stijging van de gemiddelde leeftijd van hun leden. De gemiddelde leeftijd neemt geleidelijk toe, en op termijn zal dit leiden tot een lagere dichtheid (d.w.z. omdat de oudste werknemers met pensioen gaan). Bovendien vormt de opkomst van de flexibele beroepsbevolking – meestal een groep met een laag vakbondslidmaatschap – een bedreiging voor de legitimiteit en representativiteit van de gesloten cao's.
Nieuwe vakbonden zoals PO in Actie en de AVV laten zien dat het vakbondslidmaatschap een impuls kan krijgen door een meer open en inclusieve benadering van het lidmaatschap te implementeren en directe communicatie met leden te hebben om hun behoeften te bepalen, onder meer door de inzet van sociale media.
Lidmaatschap van vakbonden en vakbondsdichtheid, 2011-2021
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | Source | |
| Trade union density in terms of active employees (%)* | 19.3 | 18.8 | 18.2 | 18.1 | 17.7 | 17.3 | 16.8 | 16.5 | 15.4 | n.a. | n.a. | OECD and AIAS, 2021 |
17.1 | 16.6 | 16.1 | 15.6 | 15.3 | 14.9 | 14.7 | n.a. | 14.1 | n.a. | 12.6** | CBS StatLine, 2021 and CBS StatLine, 2022a (active employees, including the self-employed, aged 25–65 years)*** | |
| Trade union membership (thousands)**** | 1,360 | 1,330 | 1,265 | 1,244 | 1,244 | 1,213 | 1,202 | 1,209 | 1,152 | n.a. | n.a. | OECD and AIAS, 2021 |
1,533 | 1,493 | 1,440 | 1,395 | 1,360 | 1,330 | 1,319 | n.a. | 1,273 | n.a. | 1,145** | CBS StatLine, 2021 and CBS StatLine, 2022a (those aged 25–65 years) |
Toelichting: * Percentage werknemers dat lid is van een vakbond. ** Voorlopige gegevens. *** De vorige gegevens waren volgens onze bron onjuist. Deze rij geeft de juiste gegevens. Het vakbondslidmaatschap van werknemers werd afgeleid voor het totale vakbondslidmaatschap en indien nodig aangepast voor vakbondsleden buiten de actieve, afhankelijke en werkende beroepsbevolking (d.w.z. gepensioneerden, zelfstandigen, studenten, werklozen). n.v.t., niet beschikbaar.
Bronnen: CBS StatLine, 2021; CBS StatLine, 2022a; OESO en AIAS, 2021.
Belangrijkste vakbondsfederaties en -federaties
Er zijn drie belangrijke nationale sectoroverschrijdende vakbonden die onderhandelen en overleggen over het beleid op het gebied van werkgelegenheid en de arbeidsmarkt. Het gaat om de Federatie Nederlandse Vakbeweging ( FNV), het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en de Vakcentrale voor professionals ( VCP). Dit zijn de grootste vakbonden van Nederland, en zij onderhandelen met de overheid via de SER en de STVDA. De belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen jaren was het interne herstructureringsproces van de grootste federatie, de FNV. De huidige structuur is één federatie, verdeeld in 28 takken. Het CNV bestaat ook uit een reeks sectorale branches. Verder zijn enkele vakbonden (de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen_._ ANBO, de Algemene Onafhankelijke Unie (De Unie) en de Unie van Onafhankelijke Vakorganisaties (UOV)) aangesloten bij de VCP.
Er zijn geen grote veranderingen geweest in de belangrijkste vakbonden in Nederland. Er is echter een trend van deunionisering, zoals het geval is in andere Europese landen. Dit lijkt te hebben geleid tot een kleine maar zichtbare trend waarbij er nieuwe bonden ontstaan die jongere, meer diverse leden aantrekken, zoals AVV en De Unie, waarvan ondernemers, flexwerkers en deeltijdwerkers lid zijn.
Belangrijkste vakbondsfederaties en -federaties
| Name | Abbreviation | Number of members (2021)* | Involved in collective bargaining? |
| Netherlands Trade Union Confederation (Federatie Nederlandse Vakbeweging) | FNV | 915,500 (all members aged 15+) 667,400 (25 to 65 years of age) | Yes |
| National Federation of Christian Trade Unions (Christelijk Nationaal Vakverbond) | CNV | 225,400 (all members aged 15+) 176,000 (25 to 65 years of age) | Yes |
| Trade Union Federation for Professionals (Vakcentrale voor professionals) | VCP | 163,300 (all members aged 15+) 130,600 (25 to 65 years of age) | Yes |
| Others | 200,000 (all members aged 15+) 170,800 (25 to 65 years of age) | Yes |
Opmerking: * Voorlopige gegevens.
Bron: CBS StatLine, 2021.
Over werkgeversvertegenwoordiging
Elke werkgever, of brancheorganisatie, kan lid worden van een werkgeversorganisatie. Er zijn geen specifieke rechten of plichten die voortvloeien uit wetgeving. Uiteraard kunnen er enkele rechten en plichten voortvloeien uit de statuten van de werkgeversorganisatie, waarin de rechten en plichten van de leden zijn vastgelegd.
Aan de kant van de werkgevers zijn er de afgelopen jaren geen belangrijke ontwikkelingen geweest.
Anders dan bij de vakbonden publiceert het CBS geen cijfers over de dichtheid van werkgeversorganisaties. Het wordt echter geschat op 80-90%, en is sinds 2012 niet significant veranderd. Bovendien lijken er de afgelopen jaren geen op zichzelf staande analyses te zijn geweest van het lidmaatschap van werkgeversorganisaties.
Lidmaatschap en dichtheid werkgeversorganisatie, 2012–2020 (%)
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Source | |
| Employer organisation density in terms of active employees | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | 85 | n.a. | n.a. | OECD and AIAS, 2021 |
| Employer organisation density in private sector establishments* | n.a. | 55 | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | n.a. | 53 | n.a. | European Company Survey 2013/2019 |
Toelichting: * Percentage werknemers dat werkzaam is in een bedrijf dat lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij collectieve onderhandelingen. n.v.t., niet beschikbaar.
Belangrijkste werkgeversorganisaties
De belangrijkste werkgeversorganisaties zijn de Vereniging Nederlandse Ondernemers-Nederlands Christelijk Werkgeversverbond ( VNO-NCW), de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland (MKB-Nederland) (die het midden- en kleinbedrijf vertegenwoordigt) en de Land en Tuinbouworganisatie Nederland, LTO Nederland) (vertegenwoordiger van werkgevers in de agrarische sector). Deze drie federaties zijn ook vertegenwoordigd in de tripartiete SER en de bipartiete STVDA. VNO-NCW en MKB-Nederland werken samen en werken vaak samen als één organisatie.
Belangrijkste werkgeversorganisaties en confederaties
| Name | Abbreviation | Number of members (2021) | Involved in collective bargaining? |
| Confederation of Netherlands Industry and Employers (Vereniging Nederlandse Ondernemers-Nederlands Christelijk Werkgeversverbond) | VNO-NCW | Approximately 185,000 enterprises | Yes (through members and member organisations) |
| Royal Association MKB-Nederland (Koninklijke Vereniging MKB-Nederland) | MKB-Nederland | 170,000 | Yes (through members and member organisations) |
| Netherlands Agricultural and Horticultural Association (Land en Tuinbouworganisatie Nederland) | LTO Nederland | 35,000 | Yes (through members and member organisations) |
Bronnen: VNO-NCW, 2021; MKB-Nederland, 2021; LTO Nederland, 2021,
Het belangrijkste tripartiete orgaan is de SER, bestaande uit een derde werknemersvertegenwoordigers (van de drie belangrijkste vakbondsfederaties), een derde werkgeversvertegenwoordigers (van de drie belangrijkste werkgeversfederaties) en een derde onafhankelijke leden, benoemd door de overheid. De SER is het belangrijkste adviesorgaan voor de overheid over alle belangrijke sociaaleconomische vraagstukken. Consultaties vinden plaats in de vorm van adviesaanvragen bij de overheid. De raadplegingen van de SER zijn unaniem en weerspiegelen de consensus aan de kant van de sociale partners. Verschillende uitkomsten van raadplegingen hebben de basis gevormd voor de arbeidswetgeving. Belangrijke voorbeelden zijn de raadplegingen over flexizekerheid (1996) en arbeidstijd (2007). In 2017 zijn de onderhandelingen tussen de sociale partners op verschillende niveaus tot stilstand gekomen over drie kwesties: het verkleinen van de kloof tussen de rechten van vaste en flexibele werknemers (met name ontslagrechten), de hervorming van het pensioenstelsel en de wijziging van het systeem voor de uitbetaling van het loon van werknemers in het tweede ziektejaar (collectief of individueel, afhankelijk van de werkgever). Vermeldenswaard is ook de bipartiete STVDA, die een gelijk aantal leden telt van de belangrijkste federaties van de sociale partners. De STVDA en de regering hebben meermaals onderhandeld over 'sociale pacten', die de basis kunnen vormen voor de arbeidswetgeving. Het meest recente voorbeeld is het sociaal pact van 2013, dat op 1 juli 2015 in werking trad met een nieuwe wetgeving inzake ontslag en flexibele contracten. Ook de STVDA was, samen met de SER en haar leden, betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe pensioenakkoord in 2019.
Belangrijkste tripartiete en bipartiete lichamen
| Name | Type | Level | Issues covered |
| Social and Economic Council (Sociaal Economische Raad) | Tripartite | National | All major socioeconomic issues |
| Labour Foundation (Stichting van de Arbeid) | Bipartite | National | All major labour-related and socioeconomic issues |
De belangrijkste vorm van werknemersvertegenwoordiging in Nederlandse ondernemingen is de ondernemingsraad. Dit is een orgaan dat uitsluitend bestaat uit werknemersvertegenwoordigers, dat moet worden opgericht in ondernemingen met meer dan 50 werknemers en dat uitgebreide informatie- en raadplegingsrechten en een zekere beslissingsbevoegdheid heeft. In ondernemingen met tussen de 10 en 50 werknemerspersoneelsvertegenwoordigingmet minder uitgebreide informatie- en raadplegingsrechten oprichten en op verzoek van een meerderheid van het personeel oprichten. Deze organen vertegenwoordigen werknemers in een bedrijf met betrekking tot interne, bedrijfsspecifieke activiteiten en beleidslijnen die door de managementniveaus binnen een organisatie worden overwogen.
In ondernemingen met 10 tot 50 werknemers moet de werkgever, bij afwezigheid van een van beide organen, twee keer per jaar een werknemersvergadering houden, waarop elke werknemer zijn mening kan geven, waarbij de werkgever de bedrijfsrekeningen moet presenteren, informatie moet verstrekken over de algemene situatie van het bedrijf en over het werkgelegenheidsbeleid, en werknemers moet raadplegen over beslissingen die kunnen leiden tot banenverlies of tot een grote verandering in het werk van ten minste een kwartaal van de beroepsbevolking.
Vakbondsaanwezigheid op het niveau van de vakbonden op de werkvloer is relatief zeldzaam en bestaat vooral in sectoren waar traditioneel een sterke vakbond is aangesloten (zoals de metaalsector en de havensector). Werknemersvertegenwoordigers binnen een onderneming nemen gewoonlijk niet deel aan een sociale dialoog of collectieve arbeidsonderhandelingen, hoewel er natuurlijk uitzonderingen zijn in de verschillende sectoren.
Regelgeving, samenstelling en bevoegdheden van de organen
| Body | Regulation | Composition | Areas of competence and/or involvement in company-level collective bargaining | Thresholds for/rules on when the body needs to be/can be set up |
| Works council | Law on Workers Councils (Wet op de ondernemingsraden) | Employees | Information rights, consultation rights on strategic issues and the right of consent on social issues. Sometimes involved in the elaboration of framework collective agreements and in full bargaining in the absence of a collective agreement. | 50 employees |
| Trade union | Collective agreement or practice | Union members | Involvement in collective bargaining depends on the level of the collective agreement; involved in the drawing up of sectoral agreements, and participates in negotiations with higher-level union officials. | n.a. |
Let op: n.v.t., niet beschikbaar.
Bron: Wet op de ondernemingsraden.